Het museum
Interactief en educatief.
Gelegen in de voormalige godshuisjes, biedt het museum een brede blik op het Brugge in de middeleeuwen en de rol van de Adornesfamilie. In een film van een tiental minuten maak je kennis met de familie Adornes, hun afkomst en hun motieven.
Het museum focust zich vervolgens vooral op Anselm Adornes, één van de belangrijkste telgen uit de familie. Als zakenman, diplomaat en ridder was hij van groot belang voor de toekomst van de Adornesfamilie. Zo was hij onder meer lid van het Ridderlijk Gezelschap van de Witte Beer, een vereniging van prominente figuren die steekspelen en toernooien organiseerden in Brugge.
Anselm onderscheidt zich in de internationale handel. Hij importeert aluin en verhandelt laken. Meer dan een handelaar is hij kei in goede relaties te bouwen met aristocraten te Brugge. Hij had goede contacten met mannen als Jan de Baenst, Jacob van der Beurse en Lodewijk van Gruuthuse. De graaf van Vlaanderen, Karel de Stoute, zendt Anselm Adornes bovendien op een handelsmissie in Schotland. Een missie die dan nog eens een groot succes wordt. Anselm wordt bevriend met koning James III die hem riddert en hem een stuk land geeft.
Bemerk in het museum ook de vele symbolen en tekens die in de Jeruzalemkapel te vinden zijn. In de kapel zelf vindt u geen infoborden; alle informatie vindt u in het museum.
Op het einde van het museum vind je alle patroons van de Jeruzalemkapel sinds de inwijding in 1429. Een indrukwekkende familiestamboom beginnend bij de Adornes en eindigend bij de Limburg Stirum.
Gelegen in de voormalige godshuisjes
Zoals vele vooraanstaanden van zijn tijd en naar de wil van de oorspronkelijke stichters, sticht ook Anselm Adornes enkele godshuizen voor twaalf alleenstaande vrouwen. Hij bouwt ze op zijn domein in het verlengde van de kapel. Het was al een gewoonte vanaf de eerste helft van de 14de eeuw dat in Brugge bejaardenhuizen (godshuizen genoemd) opgericht werden door privépersonen, die hun stichting meestal per testament hadden bevestigd. De redenen voor dergelijke fundaties zijn niet enkel de christelijke plicht de armen te helpen maar evenzeer de zorg voor het eigen zielenheil. In de meeste reglementen, opgesteld op basis van de wilsbeschikkingen van de stichters, wordt uitdrukkelijk gestipuleerd dat de bewoners dagelijks op welbepaalde tijdstippen hun weldoeners moesten gedenken in de kapel, die zich steeds bij hun godshuis bevond. De weldoeners hoopten door dit vertoon van liefdadigheid op een goed plaatsje in het paradijs...